- verkeersongeval
ver·keers·on·ge·val
zelfstandig naamwoord; het
1.
ongeval in het verkeer, waarbij andere verkeersdeelnemers zijn betrokken.
- mobiliteit
mo·bi·li·teit
zelfstandig naamwoord; de (v)
(1669) ontleend aan Frans mobilité
▼1.
beweeglijkheid, vlugheid
sociale mobiliteit
mogelijkheid een andere maatschappelijke positie in te nemen
2.
het zich voortbewegen, m.n. met een vervoermiddel
3.
de meest liquide activa in een onderneming
- sensibiliseren
sen·si·bi·li·se·ren
/sɛnzibilizerə(n)/, /sɛnsibilizerə(n)/
overgankelijk werkwoord; sensibiliseerde; heeft gesensibiliseerd
ontleend aan Frans sensibiliser
woordvormen
1.
gevoelig of gevoeliger maken (m.n. fotografisch en medisch-biologisch, bv. voor medicamenten)
antoniem: desensibiliseren
2.
(algemeen Belgisch-Nederlands, mbt. personen) gevoelig maken voor een bep. probleem, met het oog op de maatregelen die voor de oplossing daarvan noodzakelijk zijn
- debat
de·bat
/dəbɑt/, /debɑt/
zelfstandig naamwoord; het; meervoud: debatten
ontleend aan Frans débat
▼1.
aan regels gebonden openbare gedachtewisseling, m.n. die op een rede volgt
•
in debat treden
•
iets in debat brengen
•
het debat openen, voeren, sluiten
•
gelegenheid tot debat
•
de debatten zijn gesloten
er wordt niet meer gedebatteerd
publiek debat
synoniem: maatschappelijke discussie
ook als tweede lid in samenstellingen als de volgende, waarin het eerste lid het onderwerp noemt:
begrotingsdebat, milieudebat, minderhedendebat, normen-en-waardendebat, veiligheidsdebat, vreemdelingendebat
ook als tweede lid in samenstellingen als de volgende, waarin het eerste lid de deelnemers noemt:
lijsttrekkersdebat, theologendebat
ook als tweede lid in samenstellingen als de volgende, waarin het eerste lid het medium noemt:
gemeenteraadsdebat, kamerdebat, parlementsdebat
ook als tweede lid in samenstellingen als de volgende, waarin het eerste lid het medium noemt:
krantendebat, radiodebat, televisiedebat
- verkeersveiligheid
ver·keers·vei·lig·heid
zelfstandig naamwoord; de (v); meervoud: g.mv.
1.
veiligheid bij deelname aan het verkeer
- ACW
zelfstandig naamwoord; het
(in België)
1.
(verouderd) Algemeen Christelijk Werkersverbond
2.
(sinds 1985) Algemeen Christelijk Werknemersverbond